Bestuurder en Docent
 

Andries Knol

Voorzitter Beroepsvereniging in het mbo (BVMBO)

Hoofdbestuurder AOb

Docent LO/ Bewegingsonderwijs








 

Extra eisen aan onbevoegde docenten basisvaardigheden

Op het mbo krijgen studenten extra begeleiding bij de start van hun opleiding en moeten docenten beter worden opgeleid om de basisvaardigheden te verbeteren. Ook worden lessen Nederlands en rekenen toegespitst op het vak waarvoor de student wordt opgeleid. Dat schrijft onderwijsminister Eppo Bruins in een brief aan de Kamer.

Vooral het beter opleiden van docenten verdient aandacht. Momenteel staan voor vakken als Nederlands, rekenen en burgerschap vaak onbevoegde docenten voor de groep. Een docent met een afgeronde PDG kan door het bevoegd gezag (het CvB) bekwaam worden verklaard voor het geven van een ander vak. Zo kan een PDG docent die eigenlijk alleen installatietechniek geeft, of een docent maatschappelijke zorg dus ook gewoon Nederlands geven. En in de praktijk gebeurt dat dus ook met grote regelmaat.

Wat we ook vaak zien is dat iemand die communicatie gestudeerd heeft wordt aangenomen als docent Nederlands. In plaats van de deeltijdopleiding 2e graads Nederlands te mogen doen, moet deze dan een PDG volgen en staat vervolgens meteen al voor de groep. Het kan allemaal in het mbo.

Bij rekenen is het iets gecompliceerder omdat er bij veel beroepen rekenen ín het beroep zit en docenten die deze beroepsgerelateerde vakken geven vaak ook echt bekwaam zijn in dat rekenen. Of je dat ook meteen een goede docent rekenen maakt is dan alsnog echter zeer de vraag. Als docent bewegingsonderwijs weet ik dat het er niet alleen om gaat dat je een salto kunt voordoen, maar ook de methodiek kent om iemand anders die salto aan te leren.

En dan is er nog het vak burgerschap. Binnenkort moet dit worden afgesloten met een portfolio examen. De BVMBO heeft zich hier hard voor gemaakt en Minister Dijkgraaf is hierin gelukkig meegegaan. Als ik in het land burgerschap docenten spreek, zijn deze wel eens verontwaardigd dat het geëxamineerd moet worden. Ze vertellen me dan hoe hun lessen eruitzien en wat de studenten allemaal leren en weten. Ik snap de frustratie dan helemaal, maar als ik dan uitleg dat er ook instellingen en onderwijsteams zijn die hun studenten een dag "op excursie” sturen naar een museum en vervolgens het verslag op een A4-tje aftekenen en besluiten dat Burgerschap is afgerond. Dan vindt men de beslissing over een examen al een stuk begrijpelijker.

Het vak burgerschap is namelijk in best wel wat onderwijsteams niet echt echt prioriteit. Als je nog ergens ruimte in je jaartaak hebt, kan het zomaar zijn dat je "ook nog even drie uurtjes Burgerschap moet geven". Aangeven dat je je daarvoor niet bekwaam acht heeft weinig zin, "joh, volgend jaar is er weer een andere collega de pineut". 

Drie voorbeelden van hoe goede docenten soms in situaties komen waarin ze onbevoegd en duidelijk ook minder bekwaam basisvaardigheden (moeten) geven. 

De minister wil 47 miljoen extra geld investeren in de basisvaardigheden. Met dat geld kunnen mbo-opleidingen 'doelgericht' hun taal- en rekenachterstanden aanpakken om studievertraging en uitval te voorkomen. Dat is hard nodig, want het is slecht gesteld met de basisvaardigheden in het mbo, stelde de inspectie onlangs nog. Bovendien verlaten mbo'ers hun opleiding relatief vaak zonder diploma: in het studiejaar 2022-2023 ging dat om zo'n 12.000 studenten.

En docenten die de basisvaardigheden geven, maar niet over de juiste onderwijsbevoegdheid beschikken, moeten zich dus extra bijscholen.

Uit de brief van de minister:

Docenten maken het verschil. Deskundige docenten zijn essentieel voor goed onderwijs. De kwaliteit van het onderwijs in basisvaardigheden staat of valt met hun inzet en vakmanschap. Uit onderzoek blijkt dat veel docenten niet volledig beschikken over de benodigde vakkennis en didactische vaardigheden en behoefte hebben aan professionalisering. Daarom zet ik in op het versterken van deze kennis en vaardigheden door wettelijk aanvullende eisen te stellen aan docenten basisvaardigheden.

Samen met het onderwijsveld werk ik aan aanvullende opleidingstrajecten voor mbo-docenten Nederlands, rekenen en burgerschap. Het gaat om trajecten van 30 ECTS. Ik heb in nauwe samenwerking met het veldonderzoek laten uitvoeren naar de inhoud hiervan. Het onderzoeksrapport bied ik hierbij aan uw Kamer aan. Ik ga over deze uitkomsten in gesprek met ADEF, AOb, BVMBO, MBO Raad en VH.

De opleidingstrajecten zijn bedoeld voor docenten met een Pedagogisch Didactisch Getuigschrift (PDG) of een getuigschrift van een niet-aanverwante lerarenopleiding. In deze trajecten verdiepen docenten zich in de vakinhoud en vakdidactiek van één van de basisvaardigheden. Het wetsvoorstel zal naar verwachting niet per studiejaar 2026/2027 inwerkingtreding, maar per 1 augustus 2027. Voor zittende docenten komt er een overgangstermijn. Besturen kunnen deze ontwikkeling nu al meenemen in hun professionaliseringsplannen, door te bepalen welke docenten zij willen laten scholen.

Instroom op te hoog niveau schaadt mbo-studenten

Instroom op te hoog niveau is de belangrijkste reden voor het vroegtijdig schoolverlaten in het mbo, schrijft AOb-bestuurder Andries Knol. Besturen halen deze studenten graag binnen, omdat ze geld opleveren, maar jongeren zijn de dupe als ze starten op een niveau dat niet bij hen past.

Het mbo doet het slecht, volgens de vandaag gepresenteerde Staat van het Onderwijs. Van de mbo-opleidingen scoort volgens de Onderwijsinspectie 45 procent een onvoldoende. Daar zijn meerdere redenen voor, maar een belangrijke is studiesucces en vsv, het voortijdig schoolverlaten. Bijna 30 duizend studenten verlaten jaarlijks het mbo zonder diploma en vaak ook zonder startkwalificatie: een diploma op mbo-niveau 2. Dat is zorgelijk. Helemaal omdat de plannen naar aanleiding van de mbo-werkagenda laten zien dat het de mbo-instellingen niet gaat lukken deze cijfers de komende jaren te laten dalen. Dit is wel afgesproken in deze agenda, bedoeld om het mbo te verbeteren en beter te laten aansluiten op de behoeften van belanghebbenden. Scholen krijgen daarvoor veel extra gelden. Wel innen, niet leveren.

Thuissituatie

Het voortijdig schoolverlaten kent veel redenen, waarvan een aantal buiten de reikwijdte van de scholen liggen. Deze zijn vooral terug te voeren op de thuissituatie van de student. Verder geven scholen aan dat veel vsv veroorzaakt wordt door groenpluk. Stagiaires worden in dienst genomen door het bedrijf waar ze stage lopen, nog voordat de student afgestudeerd is. Onderzoek van Ingrado, een belangenvereniging voor Leerplichtambtenaren, heeft aangetoond dat dit argument van de instellingen quatsch is. De meeste vsv’ers halen hun stage niet eens en zijn gedurende het eerste schooljaar al uitgestroomd. 

Meer studenten betekent meer inkomsten voor besturen

Een heel belangrijke reden voor vsv wordt door de scholen doodgezwegen en zorgvuldig genegeerd: het toelatingsrecht. De wet toelatingsrecht bepaalt dat studenten met een vmbo kader-beroeps of TL diploma toelaatbaar zijn op een mbo-niveau 4 opleiding. Wanneer ze zich voor 1 april aanmelden, is de instelling hiertoe zelfs verplicht. Na 1 april vervalt deze verplichting. Dan mogen de scholen en het onderwijsteam zelf bepalen op welk niveau de student het beste zou kunnen instromen. Voor veel studenten is dat niveau 4, maar voor veel anderen is dat niveau 2 of 3.

Invloed van besturen

Studenten die beter af zijn op niveau 2 of niveau 3 toch plaatsen op niveau 4, waarom doen docenten en onderwijsteams dat? Heel eenvoudig, omdat ze dit moeten van hun College van Bestuur. 

Scholen hebben enorm veel invloed op de vsv door een goede intake en daaropvolgend een juiste plaatsing. Toch kiezen ze hier niet voor omdat men zoveel mogelijk studenten wil ‘binnenharken’. Want meer studenten betekent meer inkomsten. Dat daarbij het welzijn van studenten ondergeschikt wordt gemaakt is zeer kwalijk. Scholen zijn bang studenten ‘mis te lopen’ als ze deze op een lager niveau laten instromen. Bang dat de student dan naar een andere mbo-instelling gaat waar ze wel op niveau 4 mogen instromen. 

Scholen beconcurreren elkaar dus om studenten, terwijl ze in het belang van studenten ook gezamenlijk afspraken kunnen maken over het instroom-niveau. Maar dat gebeurt dus niet. De Lumpsum bekostiging van scholen is hier mede debet aan en zou zo snel mogelijk op de schop moeten. In het funderend onderwijs wordt hier gelukkig al onderzoek naar gedaan, maar in het mbo wordt dit, in een huidig onderzoek door adviesorganisatie PwC, vooralsnog niet meegenomen. De AOb is hierover in gesprek met het ministerie.

Prestatiedruk

‘De prestatiedruk is ook in het mbo groot’, zo rapporteert de inspectie. En mbo-instellingen werken hier dus actief aan mee door niet naar de adviezen van docenten en onderwijsteams te luisteren. Te hoog instromen en daardoor moeten stoppen met de opleiding heeft enorme consequenties voor jongeren. Denk alleen al aan de studiefinanciering die deze studenten moeten terugbetalen. Als je het diploma op niveau 4 of 3 niet behaalt, moet de prestatiebeurs mbo worden terugbetaald. Je hebt immers niet voldaan aan de diplomaverplichting. Deze vaak toch al kwetsbare jongeren, lopen zo totaal onnodig een forse studieschuld op. Helemaal onnodig als je bedenkt dat studiefinanciering en reisproduct voor niveau 2 studenten in alle gevallen een gift zijn. Daarnaast kan het moeten stoppen met de opleiding door deze studenten als falen ervaren worden. Waarom doen scholen dit deze studenten aan?

Scholen beconcurreren elkaar om studenten

De inspectie geeft ook aan dat het systeem van stapelen wat we in Nederland hebben de kansengelijkheid bevordert en daarmee het vroege selecteren, in groep 8, redelijk rechttrekt. Als stapelen zo positief is, laten we daar in het mbo dan ook gebruik van maken in het belang van onze studenten.

Mbo-instellingen moeten het gevoerde beleid ten aanzien van toelatingsrecht echt evalueren en onderling afspraken maken over de toelating op niveau 4 van vmbo’ers en overigens ook havisten met een overgangsbewijs naar 4 havo en daarmee het voortijdig school verlaten terugdringen. Het motto van veel mbo-instellingen is: ‘wij zetten de student centraal’, maar ondertussen lijkt bij het voortijdig schoolverlaten vooral het geld centraal te staan.

Mei 2025

Verkiezingsspeech bij de av van de AOb

Ik ben er trots op bestuurder bij de AOb te zijn. Een echte vakbond, sterk in cao’s en in belangenbehartiging. Dat zit in ons DNA en proef je in alle geledingen van de AOb. In de rayons, in de sectoren en in de werkorganisatie.

We hebben als vakbond heel veel mooie resultaten bereikt de afgelopen jaren en zijn ons daarnaast ook meer gaan profileren als beroepsorganisatie, en daarmee dus ook op onderwijskwaliteit.

 “Onderwijs is een bedreiging voor alles wat slecht is” dit zei Paul van Meenen, senator in de Eerste Kamer, afgelopen vrijdag op het afscheid van Jelmer Evers.

Ons onderwijs is in kwaliteit alleen maar aan het afnemen. Dat baart me zorgen voor de komende generaties en het geeft daarnaast ook ruimte aan partijen en individuen die er nadrukkelijk andere waarden op na houden dan wij hier in deze zaal.

Stel je voor dat de huidige coalitie ook een meerderheid zou hebben in de 1e Kamer. Of deze coalitie zonder de NSC een meerderheid in beide kamers. In het huidige politieke klimaat niet ondenkbaar.

De academische vrijheid staat onder druk en in het coalitieakkoord staat dat we neutraal les moeten geven, maar wat is dat? Het is in ieder geval absurd dat zoiets überhaupt in een coalitieakkoord kan komen in ons land.

In de AOb strategie nota staat: Zonder professionele vrijheid in de beroepsuitoefening, kunnen leraren hun werk niet doen en kan er dus nooit sprake zijn van goed onderwijs.

Zonder democratie, geen vakbond. En ook onze democratie is niet gevrijwaard van twijfelachtige praktijken die we in landen om ons heen zien gebeuren. En het gaat geleidelijk, met proefballonnetjes. En dan denken: nou ja als dit het is, daar kan ik nog wel mee leven. Maar dat is het dus niet, er volgt daarna altijd weer een nieuw proefballonnetje. We moeten dus continu scherp zijn, en blijven ageren wanneer vrijheid in ons onderwijs en democratische waarden aangevallen worden.

Toen ik gevraagd werd me kandidaat te stellen , heeft dit mede bepaald dat ik dacht, ja ik wil en moet dit doen.

Ik wil afsluiten met deze zinsnede uit onze strategie nota: De AOb staat voor een aantrekkelijk beroep, goed onderwijs en een rechtvaardige samenleving! 

 

.

28 maart

20 maart

Brief minister Bruins aan Tweede Kamer over het vervolgonderwijs

Samenvatting en reactie brief minister Bruins over het vervolgonderwijs (mbo, hbo, wo). 

Dit kabinet bezuinigt op onderwijs en wetenschap, maar investeert extra in bestaanszekerheid, veiligheid en defensie.

Extra investeringen kunnen ook anders gefinancierd worden. Bijvoorbeeld door de wet lagere winstbelasting MKB weer af te schaffen. Deze wet doet niet wat het doel van de wet was, aldus CBS en kost 3 miljard euro per jaar!

Het is van groot belang dat de instellingen via autonomie, zelfregie en goede samenwerking niet alleen het instellingsbelang, maar ook het gezamenlijke publieke belang behartigen en dat de sturingswijze vanuit de overheid hier duidelijker op is gericht. 

Zelfregie, dat werkt altijd top in Nederland, zo goed dat er uiteindelijk altijd alsnog wetgeving nodig is. Denk aan het inleveren van blikjes en plastic flessen, of de kindermarketing.

Ik wil naar een andere verhouding tussen overheid en de kennissector waarbij de overheid stuurt op strategische keuzes via stelselinstrumenten. Dat betekent dat de overheid zich minder bemoeit met besluiten die op het niveau van het instellingsbestuur liggen, maar ook dat instellingsbesturen zich gezamenlijk meer inzetten voor het belang van de sector en de maatschappij. Daarbij staat zelfregie voorop, met oog voor de uitwerking van hun besluiten voor het gehele stelsel en minder voor de eigen instelling. Indien zelfregie niet toereikend is, ga ik per opgave en per sector instrumenten zoals bekostiging en wet- en regelgeving inzetten om de juiste impulsen geven om de gewenste maatschappelijke en economische uitkomsten te realiseren. De instrumenten worden zo ingericht dat samenwerking in plaats van concurrentie wordt bevorderd.

Instellingsbesturen hebben al dertig jaar (zelf)regie en het onderwijs staat er slechter voor dan ooit. 

Voor de periode na 2027 zie ik aanleiding om de gehele financiële systematiek van het mbo te doordenken en de bekostiging te herzien. De komende tijd werk ik samen met de mbo-sector aan het identificeren en doorlichten van een aantal mogelijke bekostigingsvarianten. Deze varianten toets ik aan een aantal ontwerpeisen. De nieuwe systematiek moet uitvoerbaar, eenvoudig en voorspelbaar zijn, en ook budgetneutraal. Een nieuwe systematiek leidt tot mogelijke herverdeeleffecten, deze moeten door de instellingen geabsorbeerd kunnen worden. Ook kies ik ervoor dat de systematiek primair een lumpsummodel blijft, waarbij onderwijsinstellingen bestedingsvrijheid hebben.

Tuurlijk het hele mbo wil van de Lumpsum af, met uitzondering van 80 bestuurders, en wanneer we na dertig jaar de bekostiging van het onderwijs onder de loep nemen, laten we de Lumpsum, op voorhand al buiten beschouwing.

Private opleiders en het mbo, hbo en wo leveren via bij- en omscholing een grote bijdrage aan LLO. Het is daarom een belangrijke pijler voor het gehele vervolg-onderwijs. Daarnaast moet de basis voor LLO al in het initiële onderwijs gelegd worden. Bij- en omscholing gaat zowel over het aanleren van goede basisvaardigheden als over hoogwaardige kennis en vaardigheden voor nieuwe technologieën en kansen voor de economie. Nederland scoort internationaal met een top-5 positie goed op drie gemeten basisvaardigheden bij volwassenen, maar er is nog steeds een groep van drie miljoen mensen die lage basisvaardigheden heeft.

Mede daarom continueren de staatssecretaris van OCW en ik de onderwijsagenda LLO als belangrijk onderdeel van de LLO-agenda van dit kabinet. Onderdeel daarvan is de lopende verkenning over of het mogelijk en wenselijk is dat het mbo, hbo en wo een bredere en duidelijkere wettelijke opdracht krijgen voor LLO gericht op bij- en omscholing. Zodat publieke opleiders meer kunnen bijdragen aan LLO in aanvulling op de meerwaarde en kwaliteit van private opleiders. Hierin gaat ook specifieke aandacht uit naar een mogelijke opdracht voor basisvaardigheden in het mbo.

Hier zet de minister een waardevolle stap. LLO als wettelijke taak voor het vervolgonderwijs.

Mbo Pact

In het mbo werk ik de komende maanden aan afspraken met werkgevers en instellingen over wat het mbo kan doen voor het opleiden van studenten en voor het bij- en omscholen van werkenden en werkzoekenden voor de arbeidsmarkt van de toekomst. Dit doe ik omdat we zonder keuzes niet kunnen voorzien in de noden van de samenleving, mede gezien de krimp van studentenaantallen, en om te bevorderen dat opleidingen een duurzaam arbeidsmarktperspectief bieden voor studenten. Denk aan afspraken over gezamenlijke doelen, het benodigde opleidingsaanbod en over verdere samenwerking tussen instellingen onderling en met werkgevers (ook bijvoorbeeld voor behoud van kleinschalig vakmanschap) en het bevorderen van om- en bijscholing. Ik kijk daarbij ook naar wat er aanvullend nodig is in wet- en regelgeving en bijvoorbeeld naar de bekostiging om dit vooruit te helpen. Als we tot gezamenlijke afspraken komen, zullen we deze vastleggen in een Pact voor het opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst, zoals ook is aangekondigd in het Regeerprogramma.

Waar zijn hier de docenten/ beroepsorganisaties?

Ik blijf investeren in praktijkgericht onderzoek op hogescholen, ik introduceer een vaste voet in de bekostiging en wil het professional doctorate wettelijk verankeren. 

Kandidaten in een PD doorlopen een traject met aandacht voor ontwikkeling als onderzoeker, professional, innovator en veranderaar. Een PD is gelijkwaardig aan een PhD van de universiteiten. Dit wettelijk verankeren is een goed idee.

De hele brief lezende blijft de minister vooral heel erg vaag vind ik en verwacht hij wel heel veel van ‘samenwerkende instellingen’ die zelf regie nemen. Dat de minister daarbij dreigt met aanvullende wetgeving geeft eigenlijk al wel aan dat die samenwerking er (ook volgens hemzelf) waarschijnlijk niet zal komen. Instellingen zullen voorlopig verder gaan op de reeds lang ingezette weg en eventuele wetgeving rustig afwachten.

 

 

07 maart

S-BB 
Samenwerking Bedrijfsleven en Beroepsonderwijs, maar waar is de docent?

In het maart-nummer van het Onderwijsblad is mijn opiniestuk over S-BB gepubliceerd.

Al jaren verbaas ik mij over de structuur van S-BB. Voor docenten bijna een vesting, waar je niet zomaar binnenkomt. Ik ben me al een tijdje meer gaan verdiepen in S-BB en waarom ik als docent die afstand ervaar.

Voorop gesteld, S-BB doet belangrijk werk en doet dit vanuit een wettelijke taak. Eén van de opdrachten van S-BB is:

opstellen en onderhouden van de onderdelen van de kwalificatiestructuur, van dossiers en keuzedelen tot mbo-certificaten

Er zijn binnen S-BB negen Sectorkamers en binnen deze Sectorkamers 33 Marktsegmenten. Voorbeelden van Sectorkamers zijn onder andere TGO (Techniek en Gebouwde Omgeving), Zorg, Welzijn & Sport en Handel. Bij TGO zijn Metaal en Infra voorbeelden van Marktsegmenten. In de Sectorkamers komen sectorale vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs samen. Elke Sectorkamer laat zich voeden door de Marktsegmenten. Samen adviseren zij het bestuur van S-BB. Hierdoor kan men bijvoorbeeld de Kwalificatie Dossiers actualiseren, zodat het onderwijs blijft aansluiten op wat actueel is in het werkveld. En dat is best wel een heel spannende, want dat is eigenlijk het wat van het (beroepsgerichte) onderwijs.

Als je dit zo leest, zou je zeggen dat dit een perfecte manier van werken is. Onderwijs en Bedrijfsleven die gezamenlijk bepalen wat nodig is om de aansluiting van het onderwijs op het werkveld zo optimaal en actueel mogelijk te houden. En toch hoor ik veel geklaag vanuit onze achterban over de Kwalificatie Dossiers. 

Hoe kan dat? Mijns inziens komt dit door de vorm van de Kwalificatie Dossiers, maar vooral ook door de éénzijdige bemensing van de Sectorkamers en de structuur van S-BB die de Sectorkamers voedt. Hierdoor zijn docenten niet of nauwelijks betrokken bij deze Sectorkamers en Marktsegmenten. Daarnaast is de S-BB structuur zo ingericht, dat het zeer effectief docenten buiten het bestuursmodel plaatst.

Allereerst de Sectorkamers en Marktsegmenten. Vanuit mbo-instellingen worden hier, voor het “Onderwijs” leden aangedragen. Meest logische zou zijn om hier vooral docenten voor aan te wijzen, zij werken immers dagelijks met en vanuit de Kwalificatie Dossiers en maken op basis hiervan onderwijs, lessen en examens. Een blik op wie de leden van de Sectorkamers zijn maakt echter duidelijk dat dit een illusie is. Ik ken natuurlijk niet alle leden van alle Sectorkamers die het onderwijs vanuit hun instelling vertegenwoordigen, maar de namen op de lijst die ik wel ken, zijn in ieder geval geen docenten. Ik zie voornamelijk directeuren, opleidingsmanagers, leden CvB, voorzitters CvB (bestuurders) en andere managers. Ik heb ook nog even de proef op de som genomen ten aanzien van een tiental namen die ik niet kende en heb hen gegoogled, maar dit waren in negen van deze tien gevallen ook managers en geen docenten. Waarom worden hier managers naartoe gestuurd en niet docenten? Bij de sector Techniek en Gebouwde Omgeving staan namen op de lijst die nooit voor de klas gestaan hebben en geen enkele achtergrond hebben in de techniek. In hoeverre is dan het “onderwijs” daadwerkelijk geworteld in S-BB en waarom worden deze vreemde keuzes gemaakt?

Het antwoord laat zich raden, docenten staan voor de klas of groep en kunnen voor deze activiteiten niet vrij geroosterd worden. Er mag geen lesuitval zijn. Of is er meer aan de hand?

Docenten in dit proces op afstand zetten is het domste wat je kunt bedenken of doen. Zij zijn immers de professionals als het om onderwijs gaat. Het zorgt ervoor dat de Kwalificatie Dossiers soms op onzinnige punten worden aangepast, waarbij deze aanpassingen geen enkele toegevoegde waarde in de opleiding hebben. Dit betekent dan wel dat het ‘cohort’ van de opleiding volledig aangepast dient te worden. Wat enorm veel extra werk oplevert, wat vervolgens dan wel weer door de docenten uitgevoerd mag worden. Bij de vier-jarige opleiding Verpleegkunde werkt men momenteel met vier verschillende cohorten. Concreet betekent dit dat het Kwalificatie Dossier elk jaar wordt aangepast en daardoor het lesprogramma door docenten jaarlijks herschreven moet worden. Enorm veel extra werk, waarvan docenten zeggen dat de wijzigingen weinig tot niets bijdragen aan de kwaliteit van de opleiding.

Kan dit anders, ja natuurlijk. Docenten moeten hun plek opeisen in de Marktsegmenten van de Sectorkamers, zodat hun expertise ingezet kan worden en onnodige aanpassingen in de Kwalificatie Dossiers voorkomen worden. Maar hoe word je als docent benoemd in zo’n Sectorkamer? Een bijna onmogelijke opgave, zo blijkt uit onderstaande.

Dat het zo lastig is komt door de bestuursstructuur van S-BB, deze bestaat uit kolommen. Elke kolom vertegenwoordigt een groep te weten: 

Bedrijfsleven   

  • werkgevers 
  • werknemers 

Onderwijs       

  • werkgevers
  • werknemers ???

 

In het Dagelijks Bestuur van S-BB zitten vier bestuurders:

  • Joany Krijt (MBO Raad en Voorzitter CvB MBO Utrecht)
  • Claudia Reiner, voorzitter (MKB)
  • Adnan Tekin (MBO Raad)
  • Bas van Weegberg (FNV)

Voor het Bedrijfsleven zijn de werkgevers (VNO-NCW) vertegenwoordigd vanuit MKB-Nederland en de werknemers door FNV. Het Onderwijs wordt door de MBO Raad (werkgevers) en de mbo instellingen vertegenwoordigd, maar aangezien ook voor de onderwijsinstellingen een bestuurder uit de MBO Raad het onderwijs vertegenwoordigt zitten er in de kolom onderwijs alleen werkgevers. Dit betekent dan weer dat docenten in het Dagelijks Bestuur geen plek hebben. Ook niet via een Beroepsorganisatie of Vakbond. Ik voel me als docent in ieder geval niet vertegenwoordigd door dit Dagelijks Bestuur. 

De voordrachten voor de Sectorkamers worden gedaan door de leden van het Dagelijks Bestuur. Dus vanuit VNO-NCW, FNV en de MBO Raad en dus niet door docenten organisaties.

Momenteel zijn er voor het Onderwijs weer een aantal vacatures voor verschillende Sectorkamers, de personen die daarvoor nu voorgedragen worden zijn (weer) twee bestuurders van College van Bestuur en twee directeuren. De voordrachten voor het Onderwijs worden volledig door de MBO Raad (werkgevers) gedaan en precies daardoor zijn de benoemingen in de kolom Onderwijs zo éénzijdig.

De verdeling van posities binnen het Dagelijks Bestuur zorgt ervoor dat docenten in de Sectorkamers ondervertegenwoordigd zijn. Dit kent ook z’n weerga in samenstellingen van commissies en Taskforces die vanuit S-BB opgezet worden. Bij de Taskforce Macro Doelmatigheid (wat nu Kansrijk Opleiden is/ was) was de samenstelling gebaseerd op de bestuursstructuur van S-BB. Het Onderwijs had daardoor drie plekken te vedelen. Er werden vanuit de MBO Raad drie CvB-ers (bestuurders) in de Taskforce benoemd. Twaalf deskundigen werden er in totaal in de Taskforce benoemd, van deze twaalf deskundigen was er niet één docent. Als ik daar opmerkingen over maak of vragen over stel, krijg ik als antwoord: “tja dit volgt de structuur van S-BB, iedereen is zo vertegenwoordigd”. Probleem is dus dat dat niet zo is, docenten zijn zo namelijk niet vertegenwoordigd! 

Naast het Dagelijks Bestuur is er ook nog het Algemeen bestuur van S-BB. Dit bestuur heeft twaalf plekken. Zes voor het Bedrijfsleven en zes voor het Onderwijs. Bij het Bedrijfsleven zijn deze zetels logisch verdeeld. Drie voor de werkgevers en drie voor de werknemers. Bij het Onderwijs is het iets anders geregeld, waarom is me geheel onduidelijk, maar de werkgevers zijn daar met vijf vertegenwoordigd (vier voor het bekostigd onderwijs en één voor het niet-bekostigd onderwijs). De docenten krijgen de overgebleven plek en worden vertegenwoordigd door de Algemene Onderwijsbond. Eén van de zes Onderwijs plekken voor docenten…

De oplossing? Het lijkt mij eenvoudig. Geef de plek van de mbo-instellingen in het Dagelijks Bestuur (via de georganiseerde beroepsgroep) aan de docenten. De voordrachten voor de Sectorkamers komen dan voor het Onderwijs voor 50% vanuit de MBO Raad (werkgevers) en voor 50% vanuit de georganiseerde beroepsgroep (docenten) en zorg ervoor dat docenten voldoende gefaciliteerd worden wanneer zij zitting hebben in een Sectorkamer.

 

 Andere bekostiging in het mbo

Krimp zet bekostigingsvraagstuk in beweging

04 maart

Gisteren was er overleg met stakeholders uit en rond het mbo over een uit te voeren onderzoek door PwC over een andere bekostigingsmethode voor het mbo. Reden om de huidige methode onder de loep te nemen, is de krimp die in sommige regio's actueel is.

Vooraf werd duidelijk gemaakt dat de Lumpsum bekostiging geen onderdeel van het onderzoek is.

Namens de AOb en BVMBO heb ik ingebracht dat, wanneer we na dertig jaar eindelijk onderzoek gaan doen naar het bekostigingssysteem, het niet zo kan zijn dat de Lumpsum in een dergelijk onderzoek buiten beschouwing gelaten wordt.

Sinds de invoering van de Lumpsum dertig jaar geleden is de kwaliteit van het onderwijs onderuit gegaan. "De Lumpsum maakt namelijk onderwijskwaliteit secundair".

Tegenwerpingen hierover waren dat er wel onderwijskwaliteit geleverd wordt, ook met de Lumpsum en dat er ook voldaan wordt aan de wettelijke vereisten. Mijn kanttekening hierbij is dat dit niet synoniem is aan onderwijskwaliteit op één en laat onverlet dat de huidige bekostiging middels de Lumpsum wel degelijk onderwijskwaliteit secundair maakt. Nog steeds zetten de mbo instellingen studenten (inkomsten) centraal, in plaats van de docenten (onderwijskwaliteit).

 

 

13 
febr.

De mbo klaagzang

"Het is natuurlijk jammer dat mbo-docent Karim Amghar niet meer waardering ontving van zijn toenmalige vriendin over de mbo-opleiding die hij volgde (ND 8 februari), maar houd op met klaagzangen. Er is meer te zeggen over het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)." 

Dat zegt Alice Middelkoop, voormalig mbo docent en tegenwoordig Lerarenopleider en onderzoeker.

Toen ikzelf de afgelopen dagen de vele berichten tegenkwam naar aanleiding van het boek -Maar dat begrijp jij toch niet-, bekroop me een gevoel van, kunnen we dit nu een keer achter ons laten.

Mbo-er zijn niet zielig. Zij vinden zichzelf ook niet zielig, het zijn trotse werknemers of zelfstandigen die goed functioneren in de maatschappij en de salarissen die mbo-ers verdienen zijn in de meeste gevallen prima. Het zijn vakmensen met beroepstrots.

Wel een punt van aandacht is de basis-bagage die we mbo-ers meegeven. Het functioneren in de maatschappij vergt meer dan goed zijn in je vak. Te vaak is het niveau van de basisvaardigheden zoals deze op de mbo-instellingen aangeboden wordt van discutabel niveau. De minister gaat hier op ingrijpen, maar vooralsnog gebeurt er te weinig. Leerlingen die van het vmbo af komen en één jarige niveau 2 opleiding afronden (zodat ze niet meer leerplichtig zijn), krijgen te weinig basisvaardigheden mee om zich ook buiten het vak om goed te kunnen manifesteren. Daarnaast vind ik het überhaupt vrij bijzonder dat een niveau 2 opleiding binnen één jaar afgerond kan worden.

Wat ook steeds vaker gebeurt is dat leerlingen die van het vmbo afkomen meteen een BBL opleiding volgen. Dat betekent vier dagen in de week aan het werk en één dag naar school. Ook hier kun je vraagtekens zetten bij de kwaliteit van de basisvaardigheden die deze studenten meekrijgen. En juist de overheid probeert om zoveel mogelijk studenten in deze BBL variant te krijgen, ten koste van het reguliere (BOL) onderwijs in het mbo. 

Mbo-ers zijn niet zijn zielig en zijn goed in hun vak, maar in een sterk veranderende maatschappij is het inherent dat bijscholing (Leven Lang Ontwikkelen, LLO) ook voor mbo-ers veelvuldig aan de orde zal zijn. En juist dan moet je kunnen terugvallen op die basisvaardigheden.

 

Met een educatieve minor een 2e graads bevoegdeid. Hoe zit dat?

12 februari 2025

Universiteiten in Nederland bieden een Educatieve minor van 30 EC's aan. Dat betekent dat studenten die een Bachelor doen aan de universiteit, in het derde jaar stage lopen op een vo of mbo school. Dit levert een beperkte 2e graads bevoegdheid op in het vak waarin men stage loopt, maar ook wel enige discussie.

Want is een minor van 30 EC's wel voldoende om een 2e graads bevoegdheid te verwerven?

Vooropgesteld, het is natuurlijk fantastisch dat academici op deze manier in het onderwijs terecht kunnen komen. Studenten maken kennis met het lesgeven in vo of mbo en komen dan wie weet tot de ontdekking dat dit echt wel iets voor hen is. Maar ben je echt startbekwaam met een Bachelor waarin slechts 30 EC's zitten die gewijd zijn aan het onderwijs?

Bij de georganiseerde beroepsgroep (oa. de AOb en de BVMBO) vindt men hier wel iets van. Zie een gedeelte uit de brief die naar de Tweede Kamer gestuurd is naar aanleiding van het advies van de Onderwijs Raad over de kwaliteit van de lerarenopleidingen.

Het probleem rondom de bekwaamheid van leraren zit niet in het bevoegdhedenstelsel zelf, maar in de vele uitzonderingen die gecreëerd zijn onder druk van het lerarentekort. Zo snel mogelijk zoveel mogelijk leraren voor de klas krijgen heeft de afgelopen jaren geleid tot routes waarin de bekwaamheid inderdaad niet meer gegarandeerd kan worden. Kwaliteit van onderwijs is daarin niet meer het leidende principe geweest:

- via de route van de educatieve minor en module mag iemand met een universitaire bachelor na 30 ects (een half jaar onderwijs) scholing in pedagogiek en didactiek lesgeven aan leerlingen in het vmbo en onderbouw have en vwo. Dit terwijl juist voor deze doelgroep een pedagogisch-didactisch sterke leraar nodig is en uit onderzoek blijkt dat deze groep op dit vlak juist minder bekwaam is op dat vlak dan studenten uit de reguliere lerarenopleiding.

Om de bekwaamheid van leraren en de kwaliteit van onderwijs te kunnen garanderen is het van groot belang dat we erop kunnen vertrouwen dat de routes tot het leraarschap opleiden tot goede leraren op basis van de bekwaamheidseisen. Op dit moment is de beroepsgroep bezig om die, in nauw overleg met leraren en stakeholder, concreter te maken. Kwaliteit van onderwijs is daarin het leidende principe. Ook wij vinden dat er voldoende garanties moeten zijn dat de opleidingen alleen een diploma aan leraren geven die aantoonbaar aan de bekwaamheidseisen voldoen. Wat daarvoor nodig is, is niet een nieuw stelsel van bevoegdheden, maar het kritisch bekijken van de routes tot het leraarschap langs de meetlat van de bekwaamheidseisen. 

Ik las een tijdje geleden een mooi artikel over een student Science. De student in kwestie had de educatieve minor gevolgd en kwam tot de conclusie dat het leraarschap hem enorm goed lag. Hij besloot na de minor aan de slag te gaan op de school waar hij voor z'n minor stage had gelopen. 

Het mooie was dat hij vervolgens tegelijkertijd een tweejarige educatieve master volgde, waardoor hij nu bevoegd 1e graads docent is.

En daar zit nu net het spanningsveld wat mij betreft. Ik vind echt dat je met 30 EC's aan didaktiek en pedagogiek niet les zou mogen geven aan vmbo klassen en onderbouw havo. Juist dit zijn niet de makkelijkste klassen. Anderzijds zorgt deze constructie er wel voor dat academici warm gemaakt worden voor het onderwijs en in veel gevallen een volledige (1e graads) bevoegdheid halen.

Wat is wijsheid?

Hier de link naar het artikel van UNL

LC/LD in het mbo

5 februari 2025 

Afgelopen week viel het Onderwijsblad op de mat met daarin een artikel van Joëlle Poortvliet, waar ik ook aan mocht bijdragen. Over de ‘bizarre en gênante’ manier waarop LC/LD (niet) toegekend wordt in het mbo.
Duidelijk wordt dat de enige heldere eis is dat je (gedeeltelijk) UIT de klas moet. Verder is vooral de gunfactor van je Opleidingsmanager bepalend. 
Wat echter ook pijnlijk duidelijk werd is de angstcultuur die er op mbo instellingen heerst. Niemand wilde met naam en toenaam genoemd worden in het artikel, bang voor represailles. Enorm zorgelijk. Wat zegt dit over een veilig werkklimaat binnen mbo instellingen?

https://lnkd.in/euYNxzE8

Herdenking 80 jaar bevrijding Auschwitz

28 januari 2025

Namens de AOb was ik bij de herdenking van 80 jaar bevrijding kamp Auschwitz. Georganiseerd door de Poolse, Duitse en Israëlische Onderwijsbonden ter herdenking aan deze bevrijding. Een programma van twee dagen, met inbreng van de loco-burgemeester van Krakow, de Poolse minister van Onderijs Barbara Nowacka en ETUCE President John Mac Gabhann, waarin hij de huidige politieke ontwikkelingen in Europa en daarbuiten aanhaalde en hoe extreemrechts een reële en blijvende dreiging is.

Hierna volgde een rondetafelgesprek over onder andere het verschil tussen herinnering en geschiedenis. Dat een herinnering aangepast kan worden aan de ‘geest der tijd’, daar waar de geschiedenis vaststaat en daarom vastgelegd moet worden en ook onderwezen.

Na het rondetafelgesprek werd door alle deelnemers een ‘eigen verhaal’ gedeeld over de oorlog. Hieronder mijn bijdrage.

During the Second World War, both my grandfathers were confronted with the cruelties of that war. My father's father was sentenced to death in 1941 because of un-Germanlike practices at his house. Fortunately, he managed to escape and went into hiding.

My mother's father was arrested during a raid in Amsterdam and sent to Camp Amersfoort. After three months, he was put to work in Augsburg in Germany.

Camp Amersfoort has been known since the Second World War as a transit camp for forced laborers, and as a location where resistance fighters were held. But not as a camp for Jews from where they were deported.

Jews were treated horribly in the camp itself and 82 Jews were murdered in Camp Amersfoort. Camp Amersfoort was the beginning of the end for many Jewish prisoners. The camp is wrongly not on the list of Nazi camps that played a major role in the extermination of Jews during the war.

Camp Amersfoort also housed the Jewish alderman from Amsterdam De Miranda, after whom a swimming pool, a school and a park in Amsterdam are named. He was murdered in Camp Amersfoort. Not by the Nazis, but by Dutch communist fellow prisoners.

It’s teaches us that we should not let ourselves be pitted against each other, but work together, learn from each other and always speak up. Then and now.

 

De tweede dag een indrukwekkend bezoek aan Auschwitz en Birkenau. Wat me ondermeer enorm raakte waren de wanden met portretfoto’s van gevangen. Destijds gemaakt door de Erkennungsdient van de Gestapo en bewaard gebleven. 
De wanhoop in de ogen van mannen. De pijn en gelatenheid in de gezichten van de vrouwen. 

Hieropvolgend een interessant panelgesprek over het geven van onderwijs over de holocaust met gebruik van voorwerpen. ‘s Avonds een afsluitend diner in het Galizië Joods Museum met een introductie van Jacek Stawiski, directeur van het museum.

Hier de link naar het verslag van de EI, Education International 

 

1.000 klokurennorm verdwijnt

19 december

De 1.000 klokurennorm lijkt te verdwijnen en dat is goed nieuws, maar hoe zat het ook alweer met die 1.000 klokurennorm en waarom kwam die er eigenlijk?

Mbo-instellingen moesten tot zo'n twaalf jaar geleden per jaar 850 klokuren contacttijd per jaar verzorgen. Daarbij werd er geen verschil gemaakt tussen stage- en schoolcontacturen. Er werd op veel scholen steeds vaker bewust gestuurd op zoveel mogelijk contacttijd in de stage. Dit is immers goedkoper dan de student op school hebben. De opleiding waar ikzelf destijds les gaf had een stage component van 25%. Dit moest van bestuur en directie omhoog naar 40%. Een onderwijskwaliteit gerelateerde reden kon men niet geven, maar het moest wel. De reden die men wel gaf was dat in de nieuwbouw qua lokalen rekening zou worden gehouden met 40% stage. 

Bij OC&W zag men het alsmaar ophogen van de stage component bij veel opleidingen met lede ogen aan. Op sommige opleidingen gingen studenten nog maar twee dagen per week naar school en dus besloot de minister in te grijpen.

Voortaan zouden studenten in het eerste jaar minimaal 700 uur contacttijd (Bot uren) hebben op school, 250 uur stage (Bpv uren) en 50 flexibele uren. Probleem was dat er geen geld bij kwam en docenten dus ineens van het ene op het andere schooljaar veel meer uren voor de klas stonden. Soms wel 30 tot 36 lesuren. Leuk dat managers iets verzinnen (meer stage) en het vervolgens de docenten en studenten zijn die de Sjaak zijn.

De frustratie en boosheid hierover bij docenten was enorm en het was onder andere die frustratie over de 1.000 klokurennorm die heeft geleid tot de oprichting van onze Beroepsvereniging, de BVMBO. 

Toch zijn er ook risico's aan de voorgestelde wijzigingen in de wet.
Mijn inschatting is dat wanneer de bekostiging gelijk blijft, veel onderwijsteams zullen doorgaan op de bekende weg. 
Er zijn al wel voorbeelden waarbij docenten nu al op locatie lesgeven. Met dit wetsvoorstel zal in deze gevallen de begeleiding op locatie door docenten niet meer nodig zijn. Voor opleidingen kan dit uitkomst bieden. Studenten worden vaak in groepen van vier of vijf naar verschillende bedrijven gestuurd om daar schoolopdrachten uit te voeren. Nu moeten er dan dus ook per groepje een docent mee. Met de nieuwe wet kan één docent de groepjes van de eigen klas op verschillende locaties begeleiden.

Hierin ligt nog wel een punt van zorg. Studenten hebben baat bij goede begeleiding van bekwame docenten. Al zijn onderwijsteams uiteindelijk altijd zelf in de ‘lead’ als het om onderwijskwaliteit gaat en kunnen zij hierin hun eigen keuzes maken, ligt er altijd de druk van bovenaf op de loer.
Verder is het steeds verder flexibiliseren niet altijd in het belang van de student. Het hebben van een eigen klas/groep en daarin hun plek vinden is een belangrijk onderdeel van het schoolleven, zo weten docenten en zo geven studenten zelf ook aan.

Daarom is het belangrijk om in deze te borgen dat de onderwijsteams verantwoordelijk blijven voor de kwaliteit van onderwijs en dus ook van de flexibele uren. Verder kan dit leiden tot een bezuiniging op lesgeven en dus op docenten. 

Aant Jelle Soepboer van NSC heeft een motie ingediend in de Tweede Kamer waarin hij zijn zorgen uit over voldoende onderwijsuren en begeleiding door bekwaam onderwijspersoneel, essentieel voor de kwaliteit van onderwijs.
Een significant deel van de mbo-studenten ervaart te weinig
ondersteuning van docenten in de vorm van contacturen.
Soepboer vraagt zich af of hiermee mogelijk een wet van kracht wordt die onvoldoende de onderwijsbehoeften van mbo-studenten borgt aangezien de wet het aantal contacturen in het mbo-onderwijs afzwakt.

Maatschappelijke meerwaarde
De arbeidsmarkt is continu in beweging. In sectoren als zorg, techniek en onderwijs is sprake van grote en blijvende krapte. Het onderwijs moet wendbaar zijn om in te spelen op deze ontwikkelingen. Met het wetsvoorstel krijgen scholen meer ruimte om maatwerk te bieden, zo is in het wetsvoorstel te lezen.

Belangrijkste wijzigingen
Een belangrijke maatregel in dit wetsvoorstel is het versoepelen van de urennorm. Hierdoor ontstaat er meer ruimte voor innovatieve en hybride onderwijsvormen. Met het uitbreiden van mogelijkheden voor verkorte opleidingen, gaan we tegen dat studenten met relevante werk- en leerervaring op dit moment nog te vaak leren wat zij al kennen of kunnen. Het wetsvoorstel vergroot de ruimte voor het aanbieden van delen van opleidingen binnen het niet-bekostigd onderwijs. Private instellingen krijgen zo meer ruimte om specifieke modules aan te bieden. Ten slotte komt er een wettelijke grondslag voor het CBS om arbeidsmarktinformatie op instellingsniveau te publiceren.

Hier de link naar het hele wetsvoorstel en bijlagen: https://lnkd.in/eGJWnwnS
 

Equal Pay day 
mbo docenten

Gisteren was het Women Equal Pay Day: vanaf die dag (13 november 2024) werken vrouwen in Nederland de rest van het jaar 'voor niks'. Met andere woorden: vrouwen zouden dit jaar gemiddeld ruim een maand extra moeten werken om hetzelfde betaald te krijgen als mannen.

Equal Pay Day viel voor veel mbo docenten ingeschaald in LB, dit jaar al op 15 september 2024!


In het mbo kunnen werkgevers zelf bepalen hoeveel docenten er kunnen doorstromen vanuit LB naar LC. Ook de voorwaarden voor doorstroming kunnen door de mbo instelling zelf bepaald worden. Op sommige mbo instellingen zit meer dan 70% van de docenten in LC/LD. Er zijn echter ook scholen die nog niet aan de 20% komen.
Dat elke school een eigen invulling hieraan geeft verklaart de verschillen, maar staat wel in schril contrast met het feit dat er vanuit Den Haag genoeg geld naar de mbo instellingen gaat om 60% van de docenten in te schalen op LC en LD.

De praktijk is op sommige scholen dus anders en werkgevers hebben daar allerlei ‘verklarende redenen’ voor. Maar aan het eind van de rit krijgen talloze mbo docenten niet hun LC schaal, terwijl er wel gelden voor beschikbaar en ook bestemd zijn.

Als we het gemiddelde nemen van alle mbo docenten die in in LC/LD zitten dan komen we uit op 47%. Er werken zo’n 35.000 docenten in het mbo. Hiervan zouden er 21.000 in LC/LD ingeschaald kunnen zijn. Het zijn er echter dus maar 15.000. Het verschil tussen LB en LC is aan het begin van de schaal € 500,- en aan het eind € 700,-. Gemiddeld dus zo’n € 600,-. En dat elke maand opnieuw… 

Het betekent dat deze 6.000 mbo docenten elk jaar vanaf half september eigenlijk ‘voor niks’ werken.
Met andere worden, deze 6.000 docenten zouden dit jaar gemiddeld ruim drie en halve maand extra moeten werken om hetzelfde betaald te krijgen als collega's in LC.

Overigens zijn de mbo instellingen, onder druk van OC&W, de AOb en de BVMBO (vanuit de werkagenda), wel bezig om deze verschillen aan te pakken. Over de gehele breedte van mbo scholen lijkt het percentage LC/LD de komende jaren omhoog te gaan naar 56%. Ook dan zijn er echter nog mbo instellingen die rond de 20 à 25% blijven hangen.

15 november

Mijn inbreng bij vaste Kamercommissie Onderwijs, Tweede Kamer

April 2024

Het onderwijs is volop in het nieuws en helaas vaak niet heel erg positief. Er gaat heel veel fout, lerarentekorten, kelderende scores van leerlingen en studenten en toenemende kansenongelijkheid.

De reden van al dit falen kennen we allang. De in de jaren ’90 ingevoerde marktwerking in het onderwijs. 

Het zorgt ervoor dat scholen elkaar beconcurreren. Dat de buitenkant er meer toe doet dan de inhoud. Dat docenten een kostenpost zijn, in plaats van kapitaal. Dat beleid gemaakt wordt op in- en outputbekostiging in plaats van op het verzorgen van kwalitatief goed onderwijs.

Klik hier voor een video samenvatting van de bijdrage

Daarnaast zet de lumpsum bekostiging, gekoppeld aan de macht van bestuurders, docenten en Tweede Kamer vrijwel volledig buitenspel.

Bovenstaande leidt ertoe dat onderwijskwaliteit in het beleid van de scholen geen prioriteit is. En dat leidt tot de onderwijscrisis waar we nu in zitten. Ook in het mbo.

 Als we het tij in het onderwijs willen keren, laten we dan de marktwerking, met de daaraan gekoppelde concurrentie, perverse financiële prikkels en controlemechanismen, de rug toekeren en onderwijskwaliteit weer prioriteit maken!

Eén van de vragen die ik vooraf gesteld kreeg van de commissie was hoe ik aan kijk tegen de kwaliteit van het onderwijs in het mbo. Daar valt denk ik veel te winnen en dan met name in de basisvaardigheden. 

Dat vooral daar veel te winnen valt komt door het Pedagogisch Didactisch Getuigschrift.

Het PDG is een concept wat erg goed werkt in het mbo voor het aantrekken en opleiden van vakmensen die in het mbo als docent aan het werk willen. Wanneer je tenminste drie jaar ervaring hebt in bijvoorbeeld installatietechniek en je hebt aantoonbaar HBO denk- en werkniveau, kun je zo’n PDG traject volgen. Je staat dan meteen voor de klas en volgt gedurende anderhalf à twee jaar lessen op het gebied van met name pedagogiek en didactiek.

Een mooi systeem, vooral ook omdat voor veel van deze beroepen geen lerarenopleiding is. Maar in de wet zit een maas, waardoor het ook verkeerd kan uitpakken. Wanneer je namelijk eenmaal het PDG gehaald hebt, mag je ineens alle vakken geven in jouw mbo instelling. De docent installatietechniek mag nu voortaan ook Verpleegkunde studenten leren hoe ze bloed moeten afnemen bij hun patiënten. 

Nu is dit een wel heel extreem voorbeeld en ik hoop van ganser harte dat dit nooit gebeurd is, maar het is wel legaal en ik durf er echt mijn hand niet voor in het vuur te steken dat het niet gebeurt.

Wat ik wel zeker weet is dat deze PDG constructie schering en inslag is als het om de basisvaardigheden gaat. Werknemers die vanuit hun ervaring in het bedrijfsleven in de techniek, dienstverlening of de zorg als docent in het mbo aan het werk gaan, worden na het behalen van een PDG volop ingezet voor de lessen Nederlands, burgerschap, rekenen en Engels. En niet af en toe, maar structureel zo is inmiddels uit onderzoek gebleken.

En iedereen weet dit ook. Als je je Getuigschrift uitgereikt krijgt wordt het letterlijk tegen je gezegd: “Nu mag je alles geven!”

Laatst hoorde ik dat een communicatiemedewerker gesolliciteerd had op een mbo instelling als docent Nederlands. Hij ging er vanuit dat hij een 2e graads bevoegdheid Nederlands in deeltijd zou gaan doen. De mbo instelling gaf aan dat dat niet de bedoeling was, maar dat de persoon in kwestie een PDG traject moest volgen. Een PDG voor een vak als Nederlands, maar daar is toch een lerarenopleiding voor?!

Talloze studenten op een mbo-4 opleiding krijgen gedurende de hele opleiding geen les van een bevoegd docent Nederlands, maar mogen na hun opleiding wel doorstromen naar elke HBO Bachelor opleiding in Nederland. En dan vinden we het raar dat mbo-ers het gemiddeld op het hbo minder goed doen dan havisten. 

Deze kansenongelijkheid met hun leeftijdsgenoten op de havo, is in de wet vastgelegd. Havisten moeten in het 4e en 5e jaar Nederlands krijgen van een 1e graads bevoegd docent Nederlands, mbo-ers moeten tevreden zijn met ‘iemand voor de klas die wel iets met Nederlands heeft’.

Hetzelfde geldt voor het vak Burgerschap. Ook dat wordt vaak gegeven door docenten die een PDG vanuit hun beroep gedaan hebben en die daarnaast, vaak tegen hun zin in, een aantal lessen Burgerschap geven. 

De minister neemt binnenkort een besluit in over het PDG en de basisvaardigheden, maar lijkt hier geen paal en perk aan te willen stellen. Ook moet de minister nog beslissen over examens Burgerschap in het mbo, naar aanleiding van het advies aan de minister. Deze adviescommissie is voorexamens, net als de beroepsgroep en bijna de gehele Tweede Kamer. De studenten zijn tegen (zou ik ook zijn als ik student was) en de MBO Raad is ook tegen. 

Terug naar het PDG. De wet maakt misstanden in de basisvaardigheden mogelijk en zou dus aangepast moeten worden. De MBO Raad, gefinancierd vanuit onderwijsgelden, is hier fel tegen. Zij geven aan dat goed werkgeverschap de oplossing is en dat de wet dus niet aangepast hoeft te worden. Dat potentiële goede werkgeverschap zit bij de bestuurders.

Er zijn echt wel goede bestuurders en ook heel goede bestuurders in het mbo, maar ook minder goede. Maar zelfs de goede bestuurders die ik spreek, hebben vaak geen idee dat de misstanden die ik zojuist benoemd heb, ook bij hun op school schering en inslag zijn.

Een andere vraag die ik kreeg, ging over de mbo 3 opleidingen of studenten die op niveau 4 stranden een niveau 3 diploma zouden moeten kunnen krijgen.

Ik denk dat de wet toegangsrecht hier gedeeltelijk debet aan is. Elke student met een vmbo kader-beroeps diploma is toelaatbaar voor een mbo 4 opleiding, mits aangemeld voor 1 april. Werpt meteen de vraag op, waarom zou je als middelbare scholier überhaupt nog GL, TL of de mavo doen?

Het resulteert erin dat veel studenten in het mbo op een voor hun hoger niveau starten dan wenselijk is. Bijkomend neven effect is dat de niveau 3 opleidingen verdwijnen.

Wat ook debet is aan het verdwijnen van de niveau 3 opleidingen is dat na deze 1 april datum, de scholen zelf de docenten en onderwijsteams verplichten om alle studenten die zich daarvoor aanmelden in de niveau 4 opleidingen te plaatsen. Ondanks dat docenten aangeven dat het voor de meeste studenten beter zou zijn om eerst niveau 3 te doen.

De reden is eenvoudig, meer studenten is meer geld en “als wij ze niet op niveau 4 plaatsen, dan doet de concurrent dat wel”.

Vervolgens zie je dat veel studenten niveau 4 niet aankunnen en uitvallen. Alleen dat kost de school dan weer output bekostiging, waarna vervolgens het niveau van de niveau 4 opleidingen naar beneden bijgesteld wordt. 

Iets anders wat het verdwijnen van de mbo 3 opleidingen bevordert is dat studenten die willen doorstromen vanuit niveau 2 ook toelaatbaar zijn voor niveau 4. De studenten die er desondanks wel voor kiezen om eerst niveau 3 te doenervaren steeds vaker dat dit niet meer mogelijk is. Kiezen dan ook maar voor niveau 4 en vallen vervolgens vaak uit. Dit probleem is verergerd doordat steeds meer mbo instellingen niveau 2 opleidingen in één jaar aanbieden. Ik ken maar weinig docenten die hier achter staan, maar ja, die concurrentie van andere scholen hè.

Ik wil niet alleen negatieve beelden schetsen van het mbo, anderzijds staan deze onderwerpen natuurlijk niet voor niets op de vragenlijst vanuit deze commissie.

Er gaat gelukkig ook veel goed in het mbo. Dat komt mededoor de intensieve en wettelijk geregelde samenwerking tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven vormgegeven in S-BB. Het zorgt ervoor dat het beroepsgerichte onderwijs vaak kwalitatief en inhoudelijk goed is. Helaas creëert de huidige structuur van S-BB dat de beroepsgroep docenten op een te grote afstand staat bij zowel de bestuurlijke besluitvorming, als in de sectorkamers binnen S-BB. Dus daar valt nog wel wat te winnen. 

Die beroepsgroep moet zich beter gaan verenigen, maar tegelijkertijd is het wel diezelfde beroepsgroep die dagelijks alles uit de kast haalt om de studenten in het mbo voor te bereiden op het door hun gekozen beroep, op de samenleving en op een vervolgopleiding in het hbo.

Tenslotte, ik heb een aantal wetten genoemd waarvan ik denk dat die aangepast moeten worden om de onderwijskwaliteit beter te garanderen, maar ik ben er van overtuigd dat deze wetten helemaal niet nodig zijn wanneer we de marktwerkingen daarmee de concurrentie tussen scholen uit het onderwijs slopen. En volgens mij slopen we daarmee tegelijkertijd ook al die administratieve en uren verslindende controlemechanismen uit het onderwijs.

© Copyright. Alle rechten voorbehouden.

We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden

Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.